Vanuit regressietherapie gezien, zou het idee van Menzis, om therapeuten af te rekenen op het resultaat van behandelingen bij depressie, helemaal niet gek zijn. Er valt hier veel over te zeggen, en ik begrijp de commotie wel, maar laat ik me in dit artikel beperken tot de vaststelling, dat regressie- en reïncarnatietherapeuten goede tot zeer goede resultaten kunnen boeken bij depressieve cliënten. Hoe komt dat?
Is depressie een ziekte?
Laten we eerst maar eens vaststellen, dat depressiviteit geen ziekte is: het is geen verstoring aan de organen. Ik wil daarin niet zover gaan als de Zwitserse psychotherapeut Josef Giger-Bütler in zijn boek ‘Depression ist keine Krankheit.‘ Maar dat alles wat met depressie te maken heeft een psychische kant heeft, is medisch nauwelijks omstreden. Het probleem zit hem er meer in, dat dat psychische zélf vaak tot lichamelijke categorieën wordt gereduceerd. En als de psyche langdurig tegenwerkt, dit vervolgens ‘ziekte’ wordt genoemd. En verder, dat de depressies vooral met fysieke middelen, namelijk antidepressiva, worden bestreden. Terwijl het er meer op lijkt dat depressiviteit vaak een normale reactie is, op omstandigheden of situaties in het verleden, die verkeerd of zelfs heel erg verkeerd waren. Dat ‘normale’ van een depressie, wordt vaak over het hoofd gezien.
Eigen en niet-eigen gevoelens
Regressie- en reïncarnatietherapeuten hanteren een strict onderscheid tussen eigen- en niet-eigen gevoelsladingen. Daardoor kunnen ze in hoge mate rekening houden met de mogelijkheid, dat je bijvoorbeeld het ingeblikte verdriet van ouders of je grootouders met je meedraagt. Het was er wel, maar het werd niet geuit, om wat voor reden dan ook – en die redenen kun je als cliënt in herbeleving begrijpen en doorvoelen. Het kan leiden tot een diepe opluchting, én, in terugblik of in meerdere sessies, tot het volledig verdwijnen van de symptomen.
Het grotere plaatje bij depressies: helend
In veel systemisch -of opstellingenwerk dat ik doe met poppetjes, komt bij depressieve cliënten precies dat niet-eigene aan het licht. In regressie kunnen de niet-eigen gevoelens, na het dóórvoelen ervan, gericht worden losgelaten en uitgewisseld met de oorspronkelijke eigenaar. Maar zelfs nog zonder dat, is het diepe begrip van ‘het grotere plaatje’ helend. Voor je lichaam, je gevoel, je bewustzijn. En last but not least, voor je ziel – de extra dimensie, die in veel reguliere therapieën niet wordt erkend. Er kan een last van je schouders vallen, als de depressie niet langer gezien wordt als iets dat alléén van jou is. Al ben je dan misschien wel de drager (geworden) van het symptoom.
Als je depressief bent, is dus het goede nieuws: dat in regressie niet-eigen verdriet – ook als je dat helemaal niet herkent uit je huidige leven – aan het licht kan komen en gaat stromen. Je kunt het in regressie ook voltooien. Dus na je ervaring van de oorspronkelijke gebeurtenis(sen), kan je de emotie waar het om gaat, van begin tot eind opnieuw doormaken. Terwijl je toch in het hier en nu, veilig op de couch ligt.
En wat is het goede nieuws over emoties? Dat ze allemaal een begin, een midden en een eind hebben. Als emoties, bijvoorbeeld een oude angst, ‘het einde’ niet hebben gehaald, hebben we ze ergens vastgezet. Ingeblikt of bevroren in ons systeem, ons lichaam ook. Het zijn als verongelukte vliegtuigen, die niet netjes de eindstreep hebben gehaald. Her en der, liggen verspreide wrakstukken. Aan ons als therapeuten de taak, je te helpen, die wrakstukken weer bij elkaar te krijgen en de vlucht nu, alsnog, van begin tot eind te vliegen. Als Menzis regressietherapeuten dáár op wil afrekenen- wat hun dagelijkse werk is – zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet.